Zandsuppletie Roggenplaat

Oosterschelde
Roggenplaat © Edwin Paree (Rijkswaterstaat)

De zandplaten in de Oosterschelde zijn van cruciaal belang voor trekvogels en zeehonden. Door de platen op te hogen, voorkomt Rijkswaterstaat dat de zandplaten verdwijnen.

Herstel van de Roggenplaat

Door de bouw van de stormvloedkering bouwt de Roggenplaat niet meer van nature op. Het zand spoelt weg in de geulen, maar komt niet meer terug de plaat op. Hierdoor wordt de plaat steeds lager en kleiner. Dit proces heet zandhonger. Hierdoor verdwijnt een hoop grond onder de golven. Een dreigend probleem voor de dieren die van de plaat gebruikmaken.

Roggenplaat

De Roggenplaat is de grootste en meest waardevolle zandplaat in de Oosterschelde. Trekvogels gebruiken de plaat om uit te rusten en eten te zoeken. Ook voor zeehonden is de plaat van belang als rust- en zoogplaats. Daarnaast vermindert de Roggenplaat de golven van de Oosterschelde op de kust van Schouwen en op de stormvloedkering.

Zandsuppletie

Zonder ingrijpen verdwijnt de zandplaat onder water. Daarom bracht Boskalis in 2020 1,3 miljoen kuub zand aan op de Roggenplaat, om 200ha van de plaat (1/8e deel)  minimaal 30 centimeter hoger te maken. Door de ophoging blijft het typische Oosterscheldelandschap met droogvallende platen behouden. Ook de veiligheid wordt gediend: de dijken aan de zuidkant van Schouwen-Duiveland krijgen te maken met verminderde golfaanval. Zo verbetert het habitat van de Roggenplaat voor de komende 25 jaar

Herstel bodemleven

De Roggenplaat heeft een zeer rijk bodemleven met kreeftjes, nonnetjes, wormen, schelp- en schaaldieren. Er wordt gemonitord op dit bodemleven en op mossels, vogels en zeehonden tijdens en na de uitvoering van de zandsuppletie. Bij het storten van een laag nieuw zand sterft een groot deel van het bodemleven af, daarom zijn vooral minder rijke delen van de zandplaat opgehoogd. Om versneld herstel hier te stimuleren, zijn er proefvakken opgehoogd met een laagje bestaand voedselrijk zand van de Roggenplaat. Op een aantal locaties zijn in totaal 16,4 ton kokkels uitgestort. De methode bleek succesvol. Zo’n 95 tot 98% van de kokkels groef zich vrijwel gelijk in in het nieuwe zand en daardoor blijft bodemleven continu aanwezig. Belangrijk voor vogels die nu hun buikjes rond moeten eten en een goede les voor mogelijke toekomstige zandsuppleties.