Sediment behouden en optimaal verdelen

In het Schelde-estuarium baggert en stort Maritieme Toegang, onderdeel van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid, jaarlijks miljoenen kubieke meters zand en slib. Het beheer focust zich op maatregelen die het sediment in de Schelde behouden of zo optimaal mogelijk in het estuarium verdelen, zodat de effecten op de bodem beperkt blijven.

 

Sentimentbehoud in verschillende gebieden

Het verschilt per gebied of en in hoeverre het mogelijk is de zandwinning af te bouwen of te stoppen. In de Westerschelde is de zandwinning stopgezet, maar in de Beneden-Zeeschelde is dit lastiger. De ruimte is namelijk schaars. Ook is zandwinning nodig om de stortcapaciteit op peil te houden voor zand afkomstig van het vaargeulonderhoud. Toch is het mogelijk de zandwinning ook in de Beneden-Zeeschelde te verminderen. Dit kan doordat sinds 2016 Parelputten succesvol als stortlocatie gebruikt wordt. Het voordeel hiervan is dat ongeveer 1/3 van het zand niet naar de stortlocatie “Schaar van Ouden Doel” hoeft. Commerciële partijen halen het zand vervolgens uit het estuarium. In de Boven-Zeeschelde zijn drie proefprojecten gestart om sedimentverlies te verminderen. De proef in Baarsrode gebruikt bijvoorbeeld gebaggerd sediment om ondiep areaal te creëren.

 

Flexibel Storten in de Westerschelde

Het principe van Flexibel Storten wordt al sinds 2010 toegepast in de Westerschelde. Hieronder verstaan we zowel de stortstrategie met plaatranden, nevengeulen en hoofdgeul, als het beslisproces. Voor 2010 stortte Maritieme Toegang voor het onderhoud van de vaargeul ook al baggerspecie terug in de Westerschelde. Een onderzoeksprogramma monitort het Flexibel Storten in de Westerschelde goed. Zo kan de stortstrategie worden bijgesteld waar nodig. Ook doet Maritieme Toegang proefstortingen om locaties in de hoofdgeul meer te benutten. Zo blijkt dat de Put van Hansweert veel stortcapaciteit biedt en dat het gestorte zand in de nabije omgeving blijft liggen.

Vermenging zout en zoet water in de Schelde

Kenmerkend voor het Schelde-estuarium is dat zoet rivierwater en zout zeewater met elkaar vermengen. Dit zorgt voor een uniek samenhangend ecosysteem over de volledige lengte van het estuarium. De hoeveelheid zoet water en de dagelijkse getijslag (teveel, tekort, pieken, springtij-doodtij-cyclus) bepalen in welke mate het ecosysteem zich ontwikkelt.

 

Herverdelen van zoet water

Te weinig zoet water heeft effect op veel gebruikers. Uit onderzoek binnen de Agenda voor de Toekomst bleek dat ook het Schelde-estuarium zelf steeds gevoeliger is voor periodes van droogte. En dit geeft toenemende risico’s voor het ecologisch functioneren. Het herverdelen van zoet water in tijden van droogte is lastig. Keuzes maken betekent dat er naast positieve effecten ook altijd nadelige gevolgen zullen zijn voor één of meerdere gebruikers of belangen. Er ontbreekt een Vlaams kader voor de prioritering van de verdeling van zoet water (denk aan de Verdringingsreeks in Nederland) in periodes van schaarste. Hierdoor worden geen keuzes gemaakt tussen de gebruikers en belangen. Als we ook de effecten van de klimaatverandering meetellen, met een duidelijke kans op langere droge periodes, dan is het toenemende belang van de beschikbaarheid van zoet water vanzelfsprekend. De komende jaren onderzoekt de VNSC of de opbouw van zoetwaterreserve een zinvolle oplossing kan zijn.

Speerpunten

De vijf hoofdconclusies van het onderzoeksprogramma zijn samen te vatten in drie speerpunten:

  • Sedimentbehoud over het gehele estuarium
  • Klimaatverandering dwingt tot urgentie
  • Inzicht in het behalen van natuurdoelen

Deze onderwerpen vormen de basis van het tweede onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst voor de periode 2019-2023. Ze zijn richtinggevend bij de volgende evaluatie van de Vlaams-Nederlandse samenwerking in het Schelde-estuarium.

Verder lezen

Wilt u meer weten over de drie andere hoofdconclusies? Kijk voor meer informatie op de website van de VNSC:

Een verdere beschrijving en onderbouwing vindt u in het rapport Evaluatie Verdrag Beleid en Beheer 2014-2018.